Misbruik (economische) machtspositie
Het mededingingsrecht ziet op concurrentiebeperkende gedragingen waarbij tenminste twee ondernemingen betrokken zijn, maar reguleert ook eenzijdige gedragingen van ondernemingen. Vereist is wel dat deze een “economische machtspositie” hebben. Het gaat dan in wezen om ondernemingen die een zodanige positie hebben dat zij niet of in beperkte mate door concurrentie worden gedisciplineerd bij het bepalen van hun prijzen en andere verkoopvoorwaarden. Als – zeer ruwe – vuistregel geldt dat ondernemingen met meer dan 50% marktaandeel in deze zin dominant zijn. Een bijzondere categorie vormen de organisaties voor collectief beheer van rechten van intellectuele eigendom, waarvan BUMA/Stemra en SENA de bekendste zijn. Ook dat zijn immers “ondernemingen” met bovendien een wettelijk monopolie.
Nu is het veroveren van een machtspositie op zich niet verboden – het mededingingsrecht straft ondernemingen met een machtspositie niet voor hun succes (of voor het hebben van een wettelijk monopolie), maar legt hen wel een “bijzondere verantwoordelijkheid” op om de concurrentie niet (verder) te beperken door “misbruik” te maken van hun positie zonder objectieve rechtvaardiging.
De wet omschrijft niet wat “misbruik” is en de juridische grens tussen ongeoorloofd misbruik en geoorloofde “competition on the merits” is helaas niet altijd duidelijk, terwijl de consequenties van overtreding aanzienlijk kunnen zijn. De recente praktijk is met name geconcentreerd op het aanpakken van “uitsluitingsmisbruik”: praktijken waarmee dominante ondernemingen hun concurrenten de toegang tot de markt belemmeren door langdurige exclusieve contracten, prijsonderbieding of loyaliteitskortingen, of door het weigeren een voor de concurrentie essentieel product of dienst te leveren (denk aan de jarenlange procedures rond de programmagegevens als input voor televisiegidsen). Misbruik kan echter ook gelegen zijn “uitbuiting” van klanten door bijvoorbeeld excessieve prijzen te rekenen, maar dat wordt niet vaak aangenomen, alleen al omdat zeer moeilijk is aan te geven welke prijs “te” hoog is.