Stijlbescherming

De stijl waarin werken worden gemaakt kan als zodanig niet worden beschermd. Ten aanzien van het auteursrecht is dit bepaald in het arrest Decaux/Mediamax (HR 29 december 1995, NJ 1996/546). In het arrest Broeren/Duijsens is dit bevestigd en is aan dit leerstuk toegevoegd dat bescherming tegen verwarringwekkende stijlnabootsing op grond ven de onrechtmatige daad in principe ook niet mogelijk is:
“Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad brengt het gebruik van hetzelfde materiaal, het bewerken daarvan volgens dezelfde, een bepaald artistiek effect opleverende methode, of het volgen van dezelfde stijl, nog niet mee dat sprake is van nabootsing van een werk als bedoeld in art. 13 Aw (HR 28 juni 1946, NJ 1946/712 [ Van Gelder/ Van Rijn], vgl. voorts HR 29 december 1995, LJN ZC1942, NJ 1996/546 [Decaux/Mediamax]). De Auteurswet geeft geen exclusief recht aan degene die volgens een – hem kenmerkende – stijl werkt. Aan deze rechtspraak ligt de gedachte ten grondslag dat de auteursrechtelijke bescherming van abstracties als stijlkenmerken een ontoelaatbare beperking van de vrijheid van creatie van de maker zou meebrengen, en aldus een rem op culturele ontwikkelingen zou vormen” (ov. 3.5).
“Tegen deze achtergrond dient te worden geoordeeld dat het recht geen ruimte laat voor aanvullende bescherming van de maker van een werk op grond van art. 6:162 BW tegen zogenoemde slaafse nabootsing van een stijl of van stijlkenmerken. Een ander oordeel zou meebrengen dat langs die weg alsnog het resultaat zou worden bereikt dat de hiervoor in 3.5 vermelde rechtspraak beoogt te voorkomen (ov. 3.6)”.
“Het vorenstaande sluit niet uit dat slaafse nabootsing van een stijl of van stijlkenmerken onder bijkomende omstandigheden onrechtmatig kan zijn, maar daartoe is niet toereikend dat die nabootsing nodeloos is en bij het publiek verwarring wekt” (ov. 3.6).