Mededingingsrecht

De term “mededingingsrecht” wordt tegenwoordig met name gebruikt voor het rechtsgebied dat ook wel als “kartelrecht” of, in het Engels, als “competition law” of “antitrust” wordt aangeduid. Het mededingingsrecht in deze zin bestaat uit drie hoofdonderdelen: een verbod voor ondernemingen om met elkaar de concurrentie te beperken (“kartelverbod”), een verbod voor ondernemingen met een machtspositie om daar misbruik van de maken en een systeem van voorafgaande toetsing op concurrentie-effecten van fusies, overnames en joint ventures. In ruimere zin worden er ook wel rechtsgebieden mee aangeduid die betrekking hebben op de (regulering van) de concurrentiestrijd, zoals de regels inzake oneerlijke concurrentie, bescherming van bedrijfsgeheimen en know-how en intellectuele eigendom.

De regels van Nederlands mededingingsrecht zijn opgenomen in de Mededingingswet. Deze hoeksteen van de economische ordening geldt sinds 1 januari 1998 en maakte destijds een einde aan de tot dan toe bestaande tolerantie voor concurrentiebeperkingen. Hoewel de Mededingingswet een Nederlandse wet is, is hij vrijwel volledig gebaseerd op het Europese mededingingsrecht zoals dat sinds 1958 rechtstreeks van toepassing is zodra er effecten zijn op de handel tussen lidstaten (en dat is al snel het geval) en dat zowel door de Europese Commissie als door de ACM kan worden toegepast en gehandhaafd. De Nederlandse wet kent dezelfde begrippen die niet strenger of soepeler dan het Europees mededingingsrecht worden uitgelegd; de rechtspraak van de Europese rechter is leidend.

De regels van het mededingingsrecht beschermen een abstract proces; het gaat om concurrentie, niet om individuele concurrenten. Dat heeft een aantal consequenties. Wanneer bepaalde handelingen (bijvoorbeeld langdurige of exclusieve contracten) geen nadelig effect hebben op de concurrentie als zodanig, is voor het mededingingsrecht verder niet relevant of individuele ondernemers er al dan niet hinder van ondervinden (bijvoorbeeld doordat zij zich langdurig onder voor hen ongunstige voorwaarden vastleggen). Daarnaast kan precies dezelfde handeling voor een onderneming met een bescheiden marktpositie geen probleem zijn, maar strikt verboden voor een onderneming met een groot marktaandeel. Concurrentie, ten slotte, vindt altijd plaats op een markt: het snijpunt van vraag en aanbod naar een bepaalde groep van diensten of producten die onderling met elkaar concurreren. Doorgaans moet daarom een inschatting worden gemaakt van marktaandelen en van de effecten op een voor de beoordeling relevante markt, wat niet altijd eenvoudig is: concurreren e-books en gewone boeken met elkaar? Is er één markt voor content, of zijn er afzonderlijke markten voor bijvoorbeeld sportrechten en Hollywoodfilms? Is het aanbod van advertentieruimte in een landelijk dagblad concurrerend met een regionaal dagblad? Daarmee vergt de toepassing van het mededingingsrecht ook de nodige kennis van de markt.

Anders dan in bijvoorbeeld de Verenigde Staten, Groot-Brittanië en Duitsland, wordt het (Europees en Nederlands) mededingingsrecht niet strafrechtelijk gehandhaafd. Wel is ACM en de Europese Commissie bevoegd sancties, waaronder (hoge) boetes op te leggen bij overtredingen, zowel aan ondernemingen als – in het geval van ACM – aan leidinggevende natuurlijke personen. Overtredingen kunnen ook leiden tot schadeclaims en nietigheid van overeenkomsten.